20060413_BIG-Werkgroep-Risicoanalyse_Leidraad-objectgericht-risicomanagement-door-rijkstoezichthouders.pdf

(1166 KB) Pobierz
Leidraad
objectgericht risicomanagement
door rijkstoezichthouders
Beraad van Inspecteurs-Generaal
Werkgroep Risicoanalyse
Leidraad
objectgericht risicomanagement
door rijkstoezichthouders
Beraad van Inspecteurs-Generaal
Werkgroep Risicoanalyse
Inhoud
Woord vooraf
1.
Inleiding
1.1
1.2
1.3
De plaats van toezicht in de beleidscyclus
Selectief toezicht
Betekenis van de leidraad
3
4
4
5
7
9
11
11
13
15
17
19
22
22
25
25
26
29
2.
3.
De zeven hoofdelementen van risicomanagement
Het proces van risicomanagement
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
3.7
Context vaststellen
Gevaren identificeren
Risico’s bepalen en analyseren
Toezichtstrategieën
Interveniëren
Communicatie en overleg
Monitoring en evaluatie
4.
Opzet, implementatie en onderhoud van risicomanagement
4.1
4.2
Vereisten
Checklist 3
5.
Documentatie en vastlegging
Verklarende woordenlijst
Colofon
30
34
2
Woord vooraf
De rijkstoezichthouders, vertegenwoordigd in het Beraad van Inspecteurs-Generaal
(IG-beraad), passen steeds vaker een risicogerichte werkwijze toe.
De risicogerichte werkwijze ontwikkelde zich de afgelopen jaren als onderwerp van de ‘kwali-
teitsagenda’ van het IG-beraad. Vastgesteld werd dat de verschillende toezichthouders dit tot
dan toe op verschillende manieren aanpakten en dat het wenselijk was tot een gelijkgerichte
methode te komen. Dit sloot aan bij de
Kaderstellende Visie op Toezicht 2001
waarin het kabi-
net stelde dat er meer transparantie en vergelijkbaarheid in die risicogerichte aanpak van de
verschillende toezichthouders zou moeten komen. Daarbij kwam dat door de behoefte aan
meer samenwerking tussen toezichthouders en een meer ketengerichte benadering van het
toezicht de herkenbaarheid en onderlinge vergelijkbaarheid van de risicogerichte werkwijze
van toezichthouders belangrijker werd. Bovendien was er in het rijksbrede onderzoek van de
Algemene Rekenkamer naar rijksinspecties een toetscriterium gericht op de risicogerichte
werkwijze van deze inspecties. In de
Kaderstellende Visie op Toezicht 2005 (KV0T 2005)
werd
‘selectief toezicht’ als een van de drie nieuwe principes van goed toezicht genoemd. De toe-
zichtcapaciteit wordt zo effectief mogelijk ingezet en bij het maken van keuzes moet gebruik
worden gemaakt van risicomanagement en kosten-batenanalyses.
De
Leidraad objectgericht risicomanagement
geeft een kader voor het managen van de risico-
gerichte werkwijze van rijkstoezichthouders. Het maakt het mogelijk het risicomanagement
van rijkstoezichthouders te beschrijven en te vergelijken, waar mogelijk beter op elkaar af te
stemmen en verder te ontwikkelen en het vanuit een gemeenschappelijk begrippenkader te
evalueren.
Bij deze leidraad is ook de
Nadere uitwerking van de Leidraad
opgesteld. Deze bevat een
verdieping van de hoofdelementen van risicomanagement, een omschrijving van de toe-
zichtpraktijk van rijkstoezichthouders met voorbeelden en een korte omschrijving van enkele
analysetechnieken.
13 april 2006,
namens de werkgroep IG-beraad ‘Risicoanalyse’, Marijn Colijn (voorzitter)
3
1. Inleiding
1.1 De plaats van toezicht in de beleidscyclus
De overheid moet ervoor zorgen dat ongewenste maatschappelijke effecten zoveel mogelijk
worden voorkomen. Daarom inventariseren beleidsafdelingen van de overheid de gevaren
die tot ongewenste gebeurtenissen kunnen leiden. Vervolgens worden deze geanalyseerd
op oorzaak, kans op vóórkomen en de maatschappelijke impact als dat het geval is. Uit deze
grondslag worden maatschappelijke risico’s bepaald.
Om deze maatschappelijke risico’s te kunnen beheersen, stelt de overheid prioriteiten en
ontwikkelt zij beleidsinterventies die na politieke accordering als algemeen geldend worden
beschouwd. Beleidsinterventies hebben onder andere betrekking op ge- of verbiedende wet-
en regelgeving, constructieve interventies (zoals verkeersdrempels, beveiligde spoorwegover-
gangen en rotondes), economische maatregelen (financiering, subsidies en boetes) en kennis
(voorlichting over (on)gewenste activiteiten, gevaren daarvan en alternatieven).
Uitgangspunt bij het ontwikkelen van beleidsinterventies om een maatschappelijk risico tot
een aanvaardbaar niveau terug te brengen of te beheersen, is dat alle maatschappelijk relevan-
te actoren gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen. Zowel de overheid, de nalevingsplichtige
instantie als de burger heeft zijn eigen rol. De overheid stelt de normen en regels vast en houdt
toezicht op de naleving ervan; de nalevingsplichtige houdt zich aan die normen en regels. De
burger is kritisch, is zich bewust van de restrisico’s en maakt op basis daarvan keuzes. Voor de
vormgeving van het toezicht geldt dat de verantwoordelijkheid voor de naleving van normen
en regels primair bij de nalevingsplichtige ligt. Toezicht heeft slechts een aanvullende functie.
Toezichthoudende instanties controleren of alle actoren zich houden aan de afgesproken nor-
men en regels en of ze de vastgestelde beleidsinterventies goed uitvoeren. De toezichthouder
richt zich daarbij op de nalevingsplichtigen (objecten van toezicht) en toetst of de hande-
lingen die zij uitvoeren, normconform plaatsvinden. De uitgangspunten voor het toezicht
zijn de algemeen vastgestelde beleidsdoelen; daaruit wordt het toezichtinstrumentarium
gedestilleerd en worden toezichtinterventies afgeleid (zie figuur 1).
Onder toezicht wordt verstaan het verzamelen van de informatie over de vraag of een hande-
ling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich vormen van een oordeel daarover
en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren (KVoT
2005).
4
Zgłoś jeśli naruszono regulamin