20100406_ah-tk-20092010-2140.pdf

(43 KB) Pobierz
Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2009–2010
Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de
regering gegeven antwoorden
2140
Vragen van de leden
Haverkamp
en
Knops
(beiden CDA) aan de ministers
van Buitenlandse Zaken en van Defensie over
cyberaanvallen
(ingezonden
11 maart 2010).
Antwoord van minister
Verhagen
(Buitenlandse Zaken) en minister
Van
Middelkoop
(Defensie) (ontvangen 6 april 2010).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel in The Times «Cyberwar declared as China
hunts for the West’s intelligence secrets»?
1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven in hoeverre de constatering in het artikel waar is, dat het
aantal cyberaanvallen op NAVO-bondgenoten de afgelopen 12 maanden fors
is toegenomen en dat China hierin één van de meest actieve spelers is? Kunt
u aangeven in hoeverre dit heeft geleid tot een beperking van het functione-
ren van veiligheidsdiensten?
Antwoord 2
Digitale aanvallen op netwerken en organisaties nemen toe, ook vanuit China.
Overigens is de aard van de dreiging veelvormig en de herkomst niet altijd
vast te stellen.
Over het functioneren van veiligheidsdiensten worden in het openbaar geen
mededelingen gedaan.
Vraag 3
Is de constatering juist dat Amerikaanse en Britse systemen beter tegen deze
aanvallen beschermd zijn dan systemen van andere Europese bondgenoten
binnen de NAVO en dat goede samenwerking en uitwisseling van informatie
wordt bemoeilijkt doordat Europese veiligheidssystemen van lager niveau zijn
dan die van de VS en Groot-Brittannië? Zo ja, welke stappen zouden de
Europese bondgenoten volgens u moeten zetten om betere samenwerking
mogelijk te maken?
1
Times Online, 8 maart 2010.
ah-tk-20092010-2140
ISSN 0921 - 7398
’s-Gravenhage 2010
Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Aanhangsel
1
Antwoord 3
Binnen de NAVO worden aan informatiesystemen zowel op het gebied van
beveiliging als ten aanzien van de interoperabiliteit eisen gesteld. Hiermee is
een gemeenschappelijk beveiligingsniveau vastgesteld dat door de NAVO
voldoende wordt geacht als bescherming tegen aanvallen. Deze eisen zijn
bindend voor alle informatiesystemen van de lidstaten en garanderen een
goede onderlinge informatie-uitwisseling.
Vraag 4 en 5
Deelt u de mening dat binnen de NAVO, conform artikel 4 van het NAVO-
verdrag, moet worden gezocht naar mogelijkheden om de digitale veiligheid
van alle bondgenoten te versterken? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat in het nieuwe Strategische Concept van de NAVO
expliciet aandacht moet worden besteed aan de bescherming van de
bondgenoten tegen cyberaanvallen en de manier waarop op dit gebied kan
worden samengewerkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zult u
dit in de lopende discussie over het nieuwe Strategisch Concept bevorderen?
Antwoord 4 en 5
De NAVO-top in Boekarest heeft ingestemd met het beleid inzake cyber
aanvallen, zoals dat in reactie op de cyber aanvallen op Estland in 2007
verder is ontwikkeld. Op grond van dit beleid is onder meer de samenwerking
met het in Estland gevestigde
Cooperative Cyber Defence Centre of Excel-
lence versterkt.
Het Strategisch Concept zal het belang van bescherming tegen cyber
aanvallen expliciet moeten onderkennen. Zoals in de regeringsreactie van
31 maart jl. op het AIV-advies over het NAVO Strategisch Concept aan u is
gemeld, delen wij de mening dat artikel 4 beter moet worden benut om over
nieuwe dreigingen als cyber aanvallen binnen het bondgenootschap te
spreken. Het Strategisch Concept zal tevens duidelijk moeten maken dat de
samenwerking met andere organisaties, in het bijzonder de EU, op dit terrein
is geboden. De regering heeft haar inzet op deze en andere punten gedeeld
met de Groep van Experts tijdens consultaties met de vertegenwoordiger van
de Groep, in de persoon van Jeroen van der Veer.
Vraag 6
Kunt u ingaan op de uitvoering van de motie-Knops c.s.
2
, waarin wordt
gevraagd om de ontwikkeling in interdepartementaal verband van een cyber
security strategie en de actieve bijdrage aan de gedachtevorming binnen de
NAVO op dit onderwerp, waarover de Kamer uiterlijk 1 maart 2010 zou
worden geïnformeerd?
Antwoord 6
Hiervoor wordt u verwezen naar de brief van de minister van Defensie van
11 maart jl.
2
Kamerstuk 32 123 X, nr. 66.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Aanhangsel
2
Zgłoś jeśli naruszono regulamin