ctivd-rapport-1.pdf

(86 KB) Pobierz
C
OMMISSIE VAN
T
OEZICHT
BETREFFENDE
DE
I
NLICHTINGEN
-
EN
V
EILIGHEIDSDIENSTEN
CTIVD nr. 1
TOEZICHTSRAPPORT
Betreffende het onderzoek van de Commissie van Toezicht naar het onderzoek van de
MIVD naar voorvallen die Defensie kunnen schaden
Inleiding
Op grond van haar toezichthoudende taak ex art. 64 Wet op de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten 2002 (WIV 2002) heeft de Commissie van Toezicht betreffende de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten (verder: de Commissie) een onderzoek naar een operatie
van de MIVD verricht. In deze operatie van de MIVD is een onderzoek uitgevoerd naar een
groep van personen binnen de krijgsmacht op grond van de zogenoemde c-taak van de
MIVD: het verrichten van onderzoek dat nodig is voor het treffen van maatregelen ter
voorkoming van activiteiten die ten doel hebben de veiligheid of paraatheid van de
krijgsmacht te schaden (art. 7 lid 2 sub c onder 1 WIV 2002). Deze personen gaven door hun
handelwijzen en activiteiten aanleiding tot het vermoeden dat zij een bedreiging voor de
genoemde belangen zouden kunnen vormen.
Aanleiding voor het onderzoek van de MIVD
Aanleiding voor het onderzoek van de MIVD waren binnengekomen ambtsberichten.
Hierop is door de MIVD een kort verkennend onderzoek gehouden om te bezien of er reden
was voor verder onderzoek. Uit dit verkennend onderzoek bleek dat de noodzaak voor
verder onderzoek aanwezig was. In dit verkennend onderzoek zijn geen bijzondere
bevoegdheden uitgeoefend.
Begin van het onderzoek van de MIVD
De Minister van Defensie is geïnformeerd omtrent het instellen van het onderzoek door de
MIVD. Door de later verleende toestemmingen voor uitoefening van bijzondere
bevoegdheden van de kant van de Minister van Defensie blijkt impliciet de toestemming
voor verder onderzoek.
Uitoefening bijzondere bevoegdheden onder het regime van de WIV 2002
Bij het onderzoek door de MIVD zijn enkele bijzondere bevoegdheden toegepast. Het betreft
de bevoegdheid bedoeld in art. 20 lid 1 WIV 2002 (observatie met behulp van observatie- en
registratiemiddelen en inzet van plaatsbepalingsapparatuur) en art. 24 lid 1 en 2 WIV 2002
(binnendringen in een geautomatiseerd werk).
De Commissie heeft vastgesteld dat de initiële uitoefening van de bevoegdheden alsmede de
verlengingen van de bevoegdheden op de bij de wet voorgeschreven wijze zijn uitgeoefend.
Lopende het onderzoek is de Mandaatregeling Defensie Wet op de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten 2002 en Wet veiligheidsonderzoeken van kracht geworden.
1
Deze
mandaatregeling is tijdens het onderzoek van de MIVD nog eenmaal gewijzigd. Bij het geven
van toestemming voor verlenging van de bevoegdheden is conform deze mandaatregeling
1
Stcrt.
5 augustus 2002, nr. 147, p. 6.
1
gehandeld. Bij de uitoefening van de betreffende bevoegdheden is door de dienst de
subsidiariteit en proportionaliteit voldoende in ogenschouw genomen.
Onderzoeksresultaten van de MIVD
Het onderzoek van de MIVD heeft geleid tot aanbevelingen aan de Minister van Defensie,
alsmede tot een ambtsbericht aan het Openbaar Ministerie.
Onderzoek door de Commissie
De Commissie heeft een diepte-onderzoek verricht naar de uitvoering van de operatie door
de MIVD dat zowel de Minister van Defensie als de voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal is aangekondigd bij brief d.d. 4 februari 2004. Bij dit onderzoek heeft de
Commissie inzage gekregen in het volledige archief van de operatie. Bij dit onderzoek in het
archief is tevens gekeken of er nog andere bijzondere bevoegdheden zijn uitgeoefend die niet
vermeld stonden in de map met zg. lastgevingen. Hierbij zijn geen bijzonderheden naar
voren gekomen.
Conclusies
In het kader van het onderzoek van de MIVD zijn er enkele bijzondere bevoegdheden
uitgeoefend, te weten observatie, inzet van plaatsbepalingsapparatuur en het binnendringen
in een geautomatiseerd werk. Het onderzoek werd ingesteld op grond van de c-taak van de
MIVD: het verrichten van onderzoek dat nodig is voor het treffen van maatregelen ter
voorkoming van activiteiten die ten doel hebben de veiligheid of paraatheid van de
krijgsmacht te schaden (art. 7 lid 2 sub c onder 1 WIV 2002).
Aan de wettelijke eisen (waaronder de mandaatregeling) voor uitoefening van de
bevoegdheden is voldaan. Dit betreft zowel de initiële uitoefening als ook de verlenging van
de betreffende bevoegdheden.
De gehanteerde bevoegdheden kunnen als noodzakelijk in de zin van art. 18 WIV 2002
worden gezien in het licht van het onderzoek, dat over een delicate materie handelde.
Daarbij moet tevens worden vermeld dat de uitoefening van bevoegdheden is stopgezet
wanneer de reden voor uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid is komen te
vervallen.
Aan het vereiste van subsidiariteit in de zin van art. 31 lid 2 WIV 2002 is voldaan: met
minder ingrijpende bevoegdheden had in redelijkheid niet kunnen worden volstaan voor het
verkrijgen van de gewenste, noodzakelijke gegevens.
Ook aan het vereiste van proportionaliteit in de zin van art. 31 lid 3 en 4 WIV 2002 is
voldaan: er kan niet worden gezegd dat de ingezette bevoegdheden onevenredig nadeel
voor de betrokkenen hebben opgeleverd in vergelijking met het na te streven doel. Er dient
hier te worden vermeld dat het doel van het onderzoek van een bijzondere importantie was.
De Commissie concludeert dat bij de uitoefening van de bevoegdheden in het kader van
deze operatie binnen de marges van de wet en met de nodige zorgvuldigheid door de MIVD
is gehandeld.
Aldus vastgesteld door de Commissie d.d. 31 maart 2004
2
Zgłoś jeśli naruszono regulamin