ctivd-rapport-34.pdf

(208 KB) Pobierz
TOEZICHTSRAPPORT
inzake
het vervolgonderzoek naar de rechtmatigheid
van de uitvoering
van de notificatieplicht door de AIVD
CTIVD nr. 34
29 mei 2013
C
OMMISSIE VAN
T
OEZICHT
BETREFFENDE
DE
I
NLICHTINGEN
-
EN
V
EILIGHEIDSDIENSTEN
CTIVD nr. 34
Inzake het vervolgonderzoek naar de rechtmatigheid van de uitvoering
van de notificatieplicht door de AIVD
TOEZICHTSRAPPORT
Inhoudsopgave
Samenvatting......................................................................................................................................... i
1
Inleiding........................................................................................................................................ 1
1.1
1.2
1.3
2
De notificatieplicht................................................................................................................. 1
Eerste toezichtsrapport van de Commissie over de uitvoering van de notificatieplicht......... 1
Onderzoek van de Commissie ................................................................................................ 3
Ontwikkelingen sinds het eerste toezichtsrapport............................................................... 3
2.1
2.2
2.3
Algemeen overzicht................................................................................................................ 3
Traceringsmethodes ............................................................................................................... 5
Vertrek naar het buitenland................................................................................................... 6
3
Onderzoeksbevindingen van de Commissie ......................................................................... 7
3.1
3.2
3.2.1
3.2.2
3.2.3
3.2.4
3.3
3.3.1
3.3.2
3.4
Heroverwogen notificatiebesluiten naar aanleiding van het eerste toezichtsrapport ............ 7
Afstel ...................................................................................................................................... 7
Lidmaatschap van buitenlandse politieke partij ........................................................ 7
Betrokkene met buitenlandse nationaliteit woonachtig in Nederland ................... 8
Voormalig lid van een vertegenwoordigend orgaan van een politieke partij ....... 8
Redelijke verwachting en samenwerking met buitenlandse collegadienst............ 8
Uitstel .................................................................................................................................... 9
Toepassing bijzondere bevoegdheid reeds kenbaar via ambtsbericht.................... 9
Heroverwogen uitstelbesluit naar aanleiding van eerste toezichtsrapport ......... 10
Traceerbaarheid.................................................................................................................... 10
3.5
4
De facto notificatie ............................................................................................................... 11
Conclusies en aanbevelingen.................................................................................................. 12
C
OMMISSIE VAN
T
OEZICHT
BETREFFENDE
DE
I
NLICHTINGEN
-
EN
V
EILIGHEIDSDIENSTEN
CTIVD nr. 34
SAMENVATTING
Bij het toezichtsrapport inzake het vervolgonderzoek naar de rechtmatigheid van de uitvoering
van de notificatieplicht door de AIVD
De inzet van bepaalde, limitatief in de wet opgesomde, bijzondere bevoegdheden door de
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) roept ingevolge artikel 34 van de Wet
op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) een notificatieplicht in het leven.
Bijzondere bevoegdheden die onderhevig zijn aan de notificatieplicht zijn bijvoorbeeld het
aftappen van een telefoon en het binnendringen in een woning. De notificatieplicht houdt in
dat de AIVD vijf jaar na de beëindiging van het toepassen van een bijzondere bevoegdheid
moet onderzoeken of degene jegens wie deze bevoegdheid is ingezet hiervan in kennis kan
worden gesteld.
Het is niet in alle gevallen mogelijk de betrokken persoon te notificeren. Hierbij kan sprake
zijn van verval, uitstel of afstel van de notificatieplicht. Het onderzoek dat voorafgaat aan de
notificatie kan leiden tot de conclusie dat de betrokken persoon niet kan worden getraceerd
of is overleden. In dergelijke gevallen vervalt de notificatieplicht. Indien uit het
notificatieonderzoek blijkt dat de bijzondere bevoegdheid relevant is voor het actueel
kennisniveau van de AIVD, wordt de notificatieplicht uitgesteld tot de relevantie is
vervallen. Daarnaast kan het notificatieonderzoek leiden tot de conclusie dat (permanent)
afstel van notificatie is voorgeschreven indien – kort gezegd – het notificeren naar redelijke
verwachting leidt tot de onthulling van een bron van de AIVD, ernstige schade oplevert aan
betrekkingen met andere landen dan wel inzicht biedt in een specifieke toepassing van een
methode van de AIVD. Dit zijn de zogeheten afstelgronden.
De Commissie heeft op basis van de toezeggingen van de minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties op de aanbevelingen uit het eerste toezichtsrapport over de uitvoering
van de notificatieplicht uit 2010 de notificatiebesluiten vanaf het uitkomen van dit eerste
toezichtsrapport tot en met 1 juli 2012 aan een nader onderzoek onderworpen. Hierbij heeft
zij gekeken naar de veranderingen die sinds het uitkomen van het eerste toezichtsrapport
door de AIVD zijn doorgevoerd en steekproefsgewijs circa 100 notificatiebesluiten inclusief
de achterliggende stukken bestudeerd.
In de onderhavige onderzoeksperiode leidde het notificatieonderzoek van de AIVD in 12
procent van de gevallen tot de conclusie dat de betrokken persoon niet kon worden
getraceerd. In 37 procent van de notificatiebesluiten was sprake van uitstel van de
notificatieverplichting en in 20 procent van de notificatiebesluiten werd geconcludeerd dat
een afstelgrond van toepassing was. In 1 procent van de gevallen was sprake van het
overlijden van de betrokken persoon. In de overige 30 procent ging het om gevallen waarbij
sprake was van het toepassen van een bijzondere bevoegdheid tegen een organisatie,
gevallen waarin de bevoegdheid in werkelijkheid bleek te zijn ingezet tegen iemand anders
of gevallen waarin een bijzondere bevoegdheid geen opbrengst heeft opgeleverd. De
Commissie is ervan op de hoogte dat de AIVD na de onderzoeksperiode maar voor het
i
vaststellen van het toezichtsrapport aan dertien personen per aangetekende post een
notificatieverslag heeft doen toekomen.
De AIVD heeft, in navolging van een daartoe strekkende aanbeveling van de Commissie, het
beleid aangepast inzake het traceren van de betrokken persoon. Naast de Gemeentelijke
Basisadministratie (GBA) en het eigen informatiesysteem wordt nu ook gebruik gemaakt van
de Regionale Inlichtingendiensten en de Belastingdienst. De Commissie heeft met
instemming hiervan kennisgenomen. Daarnaast heeft de Commissie vastgesteld dat in
voorkomende gevallen ook informeel navraag wordt gedaan bij de telecomprovider van het
getapte telefoonnummer. De Commissie is van oordeel dat de Wiv 2002 hiervoor geen
ruimte biedt. Dit geldt eveneens voor het verzoeken van een naslag door een buitenlandse
collegadienst in het geval de betrokken persoon naar het buitenland is verhuisd.
Daarentegen is de Commissie van oordeel dat de AIVD wel uit mag gaan van de juistheid
van het door de betrokken persoon opgegeven buitenlandse adres in de GBA. Het verzenden
van het notificatieverslag middels aangetekende post biedt voldoende waarborgen dat het
verslag bij de juiste persoon aankomt dan wel als onbestelbaar wordt teruggezonden.
De AIVD heeft in een drietal gevallen naar het oordeel van de Commissie niet adequaat
gemotiveerd dat sprake is van een afstelgrond in de zin van artikel 34, zevende lid, Wiv
2002. De Commissie is van oordeel dat de AIVD in twee andere gevallen ten onrechte heeft
besloten tot afstel van de notificatie. De Commissie beveelt aan om de notificatiebesluiten in
de voornoemde gevallen te heroverwegen.
In een specifiek onderzoek van de AIVD zijn geruime tijd geleden verschillende
ambtsberichten uitgebracht aan het Openbaar Ministerie. In meerdere van deze
ambtsberichten is expliciet ter sprake gekomen dat de betrokken personen het doelwit zijn
geweest van de toepassing van notificeerbare bijzondere bevoegdheden door de AIVD. Zij
konden hieruit bijvoorbeeld afleiden dat jegens hen een telefoontap is toegepast. De
Commissie acht het aangewezen dat in die gevallen niet wordt gewacht totdat de wettelijke
termijn van vijf jaar is verstreken met het uitbrengen van een notificatieverslag maar dat, met
inachtneming van de strafvorderlijke belangen van het Openbaar Ministerie, reeds na het
uitbrengen van het ambtsbericht wordt genotificeerd. Indien het onderzoek van de AIVD
naar de betrokken persoon na deze datum voortduurt, zal immers vanaf dat moment
opnieuw een notificatietermijn dienen te gaan lopen. De Commissie merkt op dat de wet een
onderzoeksverplichting na vijf jaar voorschrijft. Voor deze termijn heeft de wetgever
indertijd gekozen omdat binnen die termijn notificatie in het algemeen niet mogelijk is in
verband met het actueel kennisniveau en om de daarmee samenhangende bestuurlijke lasten
te verminderen. Het past in de lijn van deze wetsbepaling om eerder tot notificatie over te
gaan als de AIVD zelf geen beletsel ziet om daartoe over te gaan. De notificatieplicht beoogt
immers de burger (beter) in staat te stellen de aan hem toekomende grondrechten te
effectueren.
Bij de heroverweging van een notificatiebesluit naar aanleiding van het vorige
toezichtsrapport heeft de AIVD wederom besloten tot uitstel van de notificatieplicht. De
Commissie is van oordeel dat uit het heroverwogen notificatiebesluit onvoldoende blijkt
waarom de desbetreffende gegevens nog relevant zijn voor het nog lopende onderzoek
waarnaar de AIVD in de motivering verwijst. De Commissie heeft begrepen dat de AIVD het
desbetreffende notificatiebesluit nogmaals zal heroverwegen.
ii
Zgłoś jeśli naruszono regulamin